Veel kleine ongelukken op school door slechte motoriek
Kinderen spelen te weinig buiten en ouders zijn voorzichtiger
Met name op basisscholen lopen leerlingen nogal eens een gebroken pols of vinger op tijdens de gymles. Uit de nieuwste cijfers van VeiligheidNL blijkt dat in 2014 8.200 kinderen (41 per schooldag) op de eerste hulp belandden na een ongeval. Ze vielen vaak van een gymtoestel af of kwamen verkeerd terecht als ze ergens af sprongen. Op middelbare scholen moesten 7.400 leerlingen (37 per dag) naar de spoedeisende hulp door gymongelukken, vooral door ballen die verkeerd aankwamen of duwtjes van klasgenoten.
De motoriek van kinderen is slechter. Ze spelen tegenwoordig minder buiten en zitten meer achter de computer of televisie. Als kinderen vallen, kunnen ze zich niet goed opvangen, constateert onderzoeker Hedy Goossens. “De kinderen worden daardoor bang om te vallen. Angst brengt verkramping met zich mee, wat de kans op een breuk kan vergroten.”
Bovendien zijn ouders tegenwoordig voorzichtiger. “Hierdoor kunnen kinderen minder de risico’s van spelen ontdekken en wat ze bijvoorbeeld kunnen doen om een val op te vangen”, aldus Goossens.
Kleuterjuf Femke Goedendorp herkent zich in het verhaal. Ze wilde haar klas over een bankje laten lopen. Goed voor de balans van de kleintjes. Maar een leerling weigerde en zei stellig: “Dat mag ik niet, dat is gevaarlijk.” Ze bedoelt maar. Ze ziet dat veel kinderen motorisch een stuk minder vaardig zijn dan de kleuters van vroeger.
Uit wetenschappelijk onderzoek, waarin kinderen van 1980 en 2006 worden vergeleken, blijkt ook dat de motoriek achteruit is gegaan. Met als gevolg is dat kinderen nu moeilijker kunnen inschatten wat ze wel en niet kunnen.
“De kinderen die snel en handig zijn, zitten vaak al op een sport”, zegt kleuterjuf Goedendorp. Maar de rest is ‘onhandig’. Er gebeuren bijvoorbeeld regelmatig botsingen op het schoolplein. “Dan rent een kind ergens hard op af en ziet het niet dat het op tijd moet stoppen. Dat inzicht missen ze.”
Dat is terug te zien in de cijfers van het aantal ongevallen op scholen. Door ‘lichamelijk contact’, waaronder de botsingen, moesten in 2014 5.200 leerlingen van basis- en middelbare scholen naar het ziekenhuis, zo blijkt uit de nieuwste cijfers van VeiligheidNL. Tijdens de gymlessen gebeuren de meeste ongelukken. En dat aantal lijkt toe te nemen. “We zoeken dat nader uit, want daar moeten we iets mee”, stelt onderzoeker Hedy Goossens.
Wekelijks belanden ruim 700 scholieren op de eerste hulp met verwondingen. Vijf procent wordt in het ziekenhuis opgenomen. Buiten de gymlessen gaat het op het schoolplein nogal eens fout. Kinderen vallen van speeltoestellen of struikelen. Ook in het schoolgebouw gebeuren ongelukken, zoals valpartijen.
VeiligheidNL pleit voor vallessen. Als kinderen leren hoe ze het beste kunnen vallen – onder meer niet met de handen opvangen, maar een rolbeweging maken – worde n ze minder bang.
Onderzoeker Joske Nauta van VU Medisch Centrum constateerde dat vooral kinderen die weinig bewegen, baat hebben bij vallessen. Ze raken soms nog steeds gewond, maar breken minder snel iets. “Dat onderschrijft de theorie dat kinderen die meer bewegen motorisch beter zijn”, aldus Nauta.
Basisschoolleerlingen krijgen te weinig gymles en ook nog te weinig van vakdocenten. “Dit is niet zo gek. Kinderen zijn minder bewegingsvaardig, dat moeten ze leren”, stelt Cees Klaassen, directeur van de Koninklijke Vereniging voor Lichamelijke Opvoeding (KVLO).
Nu zien gymdocenten in het voortgezet onderwijs welke kinderen goede gymlessen hebben gehad en welke niet. “Zo’n achterstand is niet meteen ingelopen.”
Volgens Veiligheid NL kunnen ouders een steentje bijdragen. “Laat kinderen ontdekken wat ze kunnen, blijf in de buurt staan voor als het misgaat”, adviseert onderzoeker Goossens. Als kinderen beter weten wat ze kunnen, zijn ze minder bang om te vallen.
Motoriek
De motoriek van kinderen is slechter. Ze spelen tegenwoordig minder buiten en zitten meer achter de computer of televisie. Als kinderen vallen, kunnen ze zich niet goed opvangen, constateert onderzoeker Hedy Goossens. “De kinderen worden daardoor bang om te vallen. Angst brengt verkramping met zich mee, wat de kans op een breuk kan vergroten.”
Bovendien zijn ouders tegenwoordig voorzichtiger. “Hierdoor kunnen kinderen minder de risico’s van spelen ontdekken en wat ze bijvoorbeeld kunnen doen om een val op te vangen”, aldus Goossens.
Kleuterjuf Femke Goedendorp herkent zich in het verhaal. Ze wilde haar klas over een bankje laten lopen. Goed voor de balans van de kleintjes. Maar een leerling weigerde en zei stellig: “Dat mag ik niet, dat is gevaarlijk.” Ze bedoelt maar. Ze ziet dat veel kinderen motorisch een stuk minder vaardig zijn dan de kleuters van vroeger.
Uit wetenschappelijk onderzoek, waarin kinderen van 1980 en 2006 worden vergeleken, blijkt ook dat de motoriek achteruit is gegaan. Met als gevolg is dat kinderen nu moeilijker kunnen inschatten wat ze wel en niet kunnen.
“De kinderen die snel en handig zijn, zitten vaak al op een sport”, zegt kleuterjuf Goedendorp. Maar de rest is ‘onhandig’. Er gebeuren bijvoorbeeld regelmatig botsingen op het schoolplein. “Dan rent een kind ergens hard op af en ziet het niet dat het op tijd moet stoppen. Dat inzicht missen ze.”
Botsingen
Dat is terug te zien in de cijfers van het aantal ongevallen op scholen. Door ‘lichamelijk contact’, waaronder de botsingen, moesten in 2014 5.200 leerlingen van basis- en middelbare scholen naar het ziekenhuis, zo blijkt uit de nieuwste cijfers van VeiligheidNL. Tijdens de gymlessen gebeuren de meeste ongelukken. En dat aantal lijkt toe te nemen. “We zoeken dat nader uit, want daar moeten we iets mee”, stelt onderzoeker Hedy Goossens.
Wekelijks belanden ruim 700 scholieren op de eerste hulp met verwondingen. Vijf procent wordt in het ziekenhuis opgenomen. Buiten de gymlessen gaat het op het schoolplein nogal eens fout. Kinderen vallen van speeltoestellen of struikelen. Ook in het schoolgebouw gebeuren ongelukken, zoals valpartijen.
Vallessen
VeiligheidNL pleit voor vallessen. Als kinderen leren hoe ze het beste kunnen vallen – onder meer niet met de handen opvangen, maar een rolbeweging maken – worde n ze minder bang.
Onderzoeker Joske Nauta van VU Medisch Centrum constateerde dat vooral kinderen die weinig bewegen, baat hebben bij vallessen. Ze raken soms nog steeds gewond, maar breken minder snel iets. “Dat onderschrijft de theorie dat kinderen die meer bewegen motorisch beter zijn”, aldus Nauta.
Basisschoolleerlingen krijgen te weinig gymles en ook nog te weinig van vakdocenten. “Dit is niet zo gek. Kinderen zijn minder bewegingsvaardig, dat moeten ze leren”, stelt Cees Klaassen, directeur van de Koninklijke Vereniging voor Lichamelijke Opvoeding (KVLO).
Nu zien gymdocenten in het voortgezet onderwijs welke kinderen goede gymlessen hebben gehad en welke niet. “Zo’n achterstand is niet meteen ingelopen.”
Volgens Veiligheid NL kunnen ouders een steentje bijdragen. “Laat kinderen ontdekken wat ze kunnen, blijf in de buurt staan voor als het misgaat”, adviseert onderzoeker Goossens. Als kinderen beter weten wat ze kunnen, zijn ze minder bang om te vallen.
31 mei 2016|Marianne-vd-Ven,Gezondheid